Programma's

Programma 5. Sociaal domein

Algemeen

Financiële afwijkingen

Bedragen € 1.000

Afwijkingen programma 5

Bedrag

v/n

5.2 Maatwerkvoorziening

Maatwerkvoorziening WMO

-727

n

Maatwerkvoorziening Jeugd

-1.500

n

5.3 Inkomensregelingen en participatie

Inkomensregelingen

-880

n

Kapitaallasten

2

v

5.6 Sociaal Domein algemeen

Kapitaallasten

2

v

Totaal

-3.103

n

Maatwerkvoorzieningen WMO (Nadeel € 727.000)
In het jaar 2024 hadden wij een overschrijding van circa € 300.000 op de maatwerkvoorziening WMO. Daar hebben wij in de begroting van 2025, aan de hand van Loon en Prijs indexering, op geanticipeerd. Ten tijde van het opstellen van de Voorjaarsrapportage 2025 waren bij de analyse voor WMO de kosten van PGB Huishoudelijke hulp en begeleiding nog niet duidelijk en bekend. Bij een open-einde regeling hebben we te maken met declaraties die door zorgaanbieders achteraf worden ingediend, waardoor een trend in kosten pas later in het jaar te duiden is. Op basis van de kostenontwikkeling zien we nu over de eerste 7 maanden van 2025 een trend en verwachten wij dat het budget wordt overschreden met € 727.000. Dit is een stijging van 6% in de uitgaven ten opzichte van de begroting 2025 en staat in relatie tot de groei in de maatwerkvoorzieningen. Deze overschrijding is een trendbreuk met vorige jaren en dat maakt dat hier nadrukkelijk aandacht aan besteed zal worden.

De overschrijding wordt met name veroorzaakt door een stijgend aantal inwoners dat gebruik maakt van WMO maatwerkvoorzieningen, vermoedelijk als gevolg van de dubbele vergrijzing. Bij Huishoudelijke Hulp en Begeleiding zien we respectievelijk een stijging van 7% en 17% van het aantal cliënten ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Tot slot valt de eigen bijdrage CAK iets hoger uit dan begroot. De jaarlijks meevaller voor Beschermd Wonen valt dit jaar naar verwachting lager uit dan begroot, hetgeen de komende jaren zal blijven afnemen. In vergelijking met 2024 verwachten we een daling van 17% in de inkomsten.

Deze kostenontwikkeling wordt meegenomen in de aanbesteding Huishoudelijke Hulp die gepland staat in 2026, waarbij gekeken wordt naar passende mogelijkheden en contractuele voorwaarden om bij te sturen op kosten, bijvoorbeeld door innovatie, aanvullende kaders of procesverbetering. Daarnaast wordt verkend of het mogelijk is om beschikkingen te gebruiken voor een prognose van kosten, in plaats van de afhankelijkheid van het declaratiegedrag van zorgaanbieders.

Maatwerkvoorzieningen Jeugd (Nadeel € 1.500.000)
Ten tijde van deze Najaarsrapportage 2025 wordt er gewerkt aan een raadsmemo waarbij de raad binnenkort wordt meegenomen in de brede maatschappelijke problematiek die uitvloeit in stijgende kosten van jeugdhulp, waarbij mogelijke beheersmaatregelen in beeld worden gebracht. De stijgende kosten voor de jeugdhulp blijven ons echter verontrusten en we verwachten dat dit in de toekomst zal doorzetten. Alleen indexeringen op de hoge kosten brengen al forse stijgingen met zich mee.

Net als bij de WMO hebben we te maken met zorgaanbieders die achteraf kosten declareren, waardoor een trend in kosten pas later in het jaar te duiden is. Op basis van de eerste zes maanden van 2025 is de prognose dat we extra kosten verwachten van circa € 1.500.000 ten opzichte van de bijgestelde begroting 2025. Bij de Voorjaarsrapportage 2025 was € 3.000.000 bij maatwerkvoorzieningen Jeugd toegevoegd, in lijn met de gerealiseerde kosten van 2024 die op dat moment bekend waren. Nadien heeft nog een afrekening over 2024 plaatsgevonden van € 1.200.000. Een stijging van € 1.500.000 zoals gerapporteerd in deze najaarsrapportage 2025, is 5% ten opzichte van de gerealiseerde kosten van 2024 en in lijn met de reguliere prijsindexatie.

De mogelijkheden om als gemeente bij te sturen zijn helaas beperkt als gevolg van de kaders van de raamcontracten, de verantwoordelijkheden vanuit de Jeugdwet, de variatie van indicatiestellers en de open-einde financiering. De kosten van de jeugdhulp zijn daarmee een uitkomst van de hulpvraag van onze inwoners en een samenhangend zorgsysteem, hetgeen niet volledig beïnvloedbaar is. Alle Friese gemeenten ervaren hierdoor toenemende financiële druk met betrekking tot de kosten voor de jeugdhulp. De grootste invloed kan behaald worden tijdens de nieuwe aanbesteding in 2027 voor de nieuwe contracten per 2028.

Desalniettemin worden inspanningen gedaan om te doen wat mogelijk is, bijvoorbeeld:

  • We hebben een goed draaiend en professioneel Sociaal Wijkteam (SWT) met deskundige gedragswetenschappers;
  • Het SWT spant zich steeds in om goed onderzoek te doen en op basis daarvan te bepalen welke hulp echt nodig en passend is;
  • We bieden groepstrainingen aan in plaats van individuele trajecten bij een zorgaanbieder;
  • De financiën worden proactief met zorgaanbieders besproken;
  • We hebben ‘ondersteuners jeugd’ gepositioneerd bij huisartsen die onder meer bijdragen aan normaliseren (de-medicaliseren) van hulpverlening;
  • Ambtelijk wordt actief bijgedragen aan Friese ontwikkelingen via het Ambtelijk Overleg en Directie-en Management Overleg bij SDF.

Daarnaast zijn de volgende acties uitgezet:

  • Net als bij de WMO geldt dat we de ontwikkeling van jeugdhulpkosten vooraf willen duiden op basis van beschikkingen en niet declaraties van zorgaanbieders achteraf;
  • Bij collega gemeenten is opgevraagd welke maatregelen zijn ingezet om kosten te verlagen, zodat we deze kunnen beoordelen voor De Fryske Marren;
  • Vanuit de Fryske Marren zijn we actief betrokken bij voorstellen binnen SDF om bij te sturen in het huidige systeem;
  • En zijn we betrokken in de regiegroep voor de nieuwe aanbesteding.

Inkomensregelingen en participatie (Nadeel € 880.000)
In de eerste maanden van 2025 zagen we nog geen stijging van cliënten en/of uitkeringen. Vanaf april was er een stijging in het aantal uitkering tot en met augustus, ten opzichte van eind 2024 van 2% (van 680 naar 694 uitkeringsgerechtigden). De kosten van de uitkeringen zijn in januari en in juli 2025 in totaal met ruim 4,5% verhoogd door indexeringen. We voorzien dat, door deze beide stijgingen, de kosten aan uitkeringen met respectievelijk € 280.000 en € 600.000 gaan overschrijden ten opzichte van de uitkeringen 2024. Dit bedrag is gebaseerd op de werkelijke kosten en aantal uitkeringsgerechtigden op dit moment.

Ten tijde van het opstellen van de Najaarsrapportage 2025 is het definitieve BUIG -budget nog niet bekend. Het BUIG -budget is een gebundelde uitkering van het rijk voor de bekostiging van uitkeringen op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en BBZ. We zijn in afwachting van de definitieve beschikking van het BUIG-budget, dit kan nog tot een afwijking (positief of negatief) ten opzichte van de begroting leiden. De uitwerking van deze definitieve beschikking nemen we, zoals gebruikelijk, mee in de decemberwijziging 2025.

Er is een extern bureau gevraagd om een analyse te maken van de ontwikkelingen van het BUIG-budget, de BUIG-lasten en het aantal uitkeringen in de afgelopen jaren. Daarnaast wordt er een raming van toekomstige ontwikkelingen gemaakt, om een beeld te krijgen van de knoppen waaraan de gemeente kan draaien om invloed uit te oefenen.

Kapitaallasten rentebudget (Voordeel € 4.000)
Op het rentebudget hebben we een voordeel gerealiseerd van € 650.000. In verband met de regels van het BBV hebben we de omslagrente naar de programma’s verlaagd. Dit komt neer op verlaging van de lasten op de programma’s en een lagere dekking op het rentebudget.
Per saldo komt dit neer op een voordeel op programma 5 van € 4.000.

Afwijkingen op kredieten

Voor dit programma zijn geen afwijkingen op de kredieten te melden.

Deze pagina is gebouwd op 10/02/2025 09:40:21 met de export van 10/02/2025 09:37:56